Van Dale: “Een groove is een muzikale term die in zwang is in de populaire muziek voor een reeks noten die dwingt tot dansen of bewegen; in jazz wordt dit swing genoemd. Het gaat bij een groove met name om een gevoelsmatig voortstuwend ritme, gespeeld door de ritmesectie van een band, soms ondersteund door een basgitaar of keyboards.”
“Een ritmisch en soms ook akkoordmatig en melodisch patroon, kenmerkend voor bepaalde stijlen in de pop en jazz”
-Groove is de heilige graal van de popmuziek. Iedereen zoekt ernaar en tegelijk blijft het een mystiek en ongrijpbaar iets-
Als groove meetbaar zou zijn, was duiding niet zo moeilijk en zou er misschien zelfs een formule bestaan waarvan iedereen zich kon bedienen. Helaas (of gelukkig, het ligt eraan hoe je het bekijkt) is dat niet zo Omdat je als muzikant of band niets liever wil dan dit gevoel ook bij anderen (je publiek) teweegbrengen, wil je weten hoe het zit. Je wil weten hoe je tot een goede groove komt.
“Er zijn voorwaarden voor een goede groove, waarvan sommige bovendien enigszins ‘wiskundig’ te duiden zijn.
De belangrijkste daarvan is timing, met daaraan gekoppeld
- ritmiek
- nootlengte
- opvatting
- frasering
Heb je als muzikant en/of band die ingrediënten op orde, dan ben je al een eind op weg naar een lekkere groove.
Als muzikant kun je leren om dit alles te laten ‘locken’ in een duidelijke, gezamenlijke puls.
Letterlijk genomen is timing de meest strikte, bijna wiskundig precieze, ritmische uitvoering van een partij. Met andere woorden: timing heeft alles te maken met het moment waarop je een noot begint en wanneer je hem eindigt. Timing is een belangrijke kwaliteitsfactor in de muziek.” Naast een wiskundige kant heeft timing ook een ‘gevoelskant’
Je hebt altijd een opvatting in je timing. Die is gebonden aan de song, de muziekstijl of de sfeer waarin de song wordt gespeeld. Deze elementen vragen een opvatting van de uitvoerende muzikanten en die vertaalt zich weer in de timing. Zo kun je een nummer ‘voorin’ (stuwend) spelen, of juist lui (laid back) of gewoon ‘precies er bovenop’, dus precies op de tel.” Stuwend en laid back spelen zijn eigenlijk ook mysteries op zich, die regelmatig discussies oproepen tussen muzikanten. Het kan riskant zijn om met de hele band alle noten stuwend spelen, want dan kan het nummer steeds sneller gaan. En andersom geldt dat voor met z’n allen laid back spelen. Dan bestaat het gevaar dat het tempo inzakt. Gelukkig is er een soort ijkpunt, een referentie ten opzichte waarvan je stuwend, laid back of er precies bovenop speelt. “Dat ijkpunt is de puls
“Iedere song heeft een puls, die wordt bepaald door de maatsoort en het tempo. Je moet niet ‘uit de puls’ spelen, want dan gaat het zeker mis met de groove. Maar je kunt wel ‘met de puls’ spelen. En zeker zo belangrijk: iedere muzikant van de band moet dezelfde puls voelen. Zeker de ritmesectie. Dan heeft iedereen hetzelfde ijkpunt. Je moet met z’n allen je ritmiek op die puls spelen. Dat komt ten goede aan de timing en daarmee aan de groove.
CONSEQUENT DOORVOEREN
Stel, je voelt met z’n allen dezelfde puls. En je bent het eens over de opvatting. Dan ben je al een heel eind, maar je bent er nog niet. Want vervolgens moet je dit het hele nummer consequent doen. Met andere woorden, je moet de opvatting consequent doorvoeren, in het hele nummer. Tenzij je bijvoorbeeld het chorus met een andere opvatting wilt spelen dan het verse. Maar wat je ook kiest, doe het consequent. Anders kom je niet in de groove, of hoogstens voor enkele maten en de rest van het nummer niet. We blijven nog even bij de puls.
“De puls heeft een onderverdeling, een subdivisie”
Bijvoorbeeld in achtsten of zestienden. Het nummer heeft dan een achtsten of zestienden feel. Stel het nummer heeft een zestienden feel. Dan moet je consequent alles met die zestienden feel spelen en niet af en toe een achtsten feel. De opvatting geeft je marge om met die feel te spelen, maar doe het consequent.” Naast de achtsten en de zestienden feel is nog een andere belangrijke feel, namelijk de triolen feel. Die hoor je veel in de jazz, maar bijvoorbeeld ook in de blues en de pop. In de jazz wordt dit doorgaans swing feel genoemd, in de blues en pop een shuffle. Je hebt als band een probleem als de bassist met een triolen feel speelt en de drummer met een zestienden feel.
NOOTLENGTE
Tot nu toe hebben we het vooral gehad over het plaatsen van de noten, dus de plek waar iedere gespeelde noot begint. “Minstens zo belangrijk is waar je de noten eindigt, dus de nootlengte” “Uiteraard geldt dit voor instrumentalisten die in staat zijn hun noten lengte te geven, zoals bassisten, gitaristen en toetsenisten. Toch is het besef van nootlengtes ook belangrijk voor drummers en percussionisten. Zij kunnen bewuster hun eigen partij vormgeven als ze zich (ook) focussen op de nootlengtes van hun medespelers.” Om het ritmische bouwwerk van een song zo krachtig mogelijk te maken, moet iedereen zich bewust zijn van de nootlengtes die hij of zij speelt. Je kunt hiervoor als band oefeningen doen. Bijvoorbeeld door een couplet een aantal malen te herhalen, waarbij je in iedere herhaling de nootlengtes (subtiel) verandert en daarvan het effect ervaart. Dit herhaal je net zolang totdat je het gevoel hebt dat alles ritmisch klopt.
(bron: Bax music blog)